Luister naar de audio versie van deze pagina
? – Den Haag, 23 december 1716
Jakob Gans, een Hoogduitse Jood, was slachter (sjochet) van de Portugees Joodse gemeente. Hierdoor kregen zijn zoons bij uitzondering toestemming hun vader op het Portugese deel van de begraafplaats te begraven net als, enkele maanden later, hun moeder. Gans beheerde het armenfonds van de veelal behoeftige leden van de Hoogduitse gemeente door middel van een taks van een halve-stuiver bovenop de prijs van het vlees dat hij aan de overwegend meer welvarende Portugese Joden verkocht.
Welk dier gegeten mag worden, oftewel ‘rein’ is, en hoe het geslacht moet worden is binnen het Jodendom onderhevig aan tal van gecompliceerde voorschriften, de zogenaamde spijswetten (het kasjroet, afgeleid van het woord kosjer) van talmoedische herkomst. Rein zijn in principe de zoogdieren die gespleten hoeven hebben en herkauwen (Lev.11,3), bijvoorbeeld runderen en schapen, en verder onder meer niet-aasetende vogels, zoals kip en kalkoen. Onrein is bijvoorbeeld het varken, dat wel gespleten hoeven heeft, maar niet herkauwt.
Dat betekent niet dat men alles wat rein is zomaar mag eten. Voor de consumptie van vlees van reine dieren is vereist dat deze op de juiste manier geslacht en klaargemaakt zijn. Alleen dan is het vlees kosjer. Daartoe bestaat er een reeks voorschriften voor wat men meestal ‘het ritueel slachten’ (sjechita) noemt, iets wat alleen door een daartoe speciaal opgeleide persoon mag worden gedaan, de sjochet. Voor de sjochet bestaat er een opleiding en een examen voor ritueel slachter.
De Talmoed beschrijft het slachtproces nauwkeurig. Eerst moet het rituele gebed worden uitgesproken. De sjochet (vroeger ook ‘beestensnijder’ genoemd), moet het dier zonder verdoving slachten met een vlijmscherp mes, waarbij één halssnede wordt aangebracht door slokdarm, de beide halsslagaders en de luchtpijp van het dier. De vakkundig aangebrachte snede zorgt ervoor dat het bloed uit de hersenen vloeit – met de vrijwel directe dood als gevolg. Het dier moet na de slacht volledig leegbloeden aangezien bloed niet is toegestaan voor consumptie.
De Joodse spijswetten vereisen dat de sjochet respectvol met het dier omgaat. Als dat niet gebeurt, is het vlees namelijk niet kosjer en dus ongeschikt voor consumptie. Voor de uiteindelijke consumptie worden de laatste bloedresten met water en zout verwijderd. Dit hele proces vergt veel tijd en vaardigheid. Iedere fout die bij het slachten gemaakt wordt, maakt het gehele dier ongeschikt voor consumptie. Dat maakt ook dat kosjer vlees duur is en soms zelfs niet te krijgen. Gevogelte valt ook onder de regels van de sjechita, maar vis, voor zover die rein is, kan naar eigen inzicht bereid worden.
In 1863 waren de kosten van sjechita 50 cent voor een beest boven het jaar, een kalf 30, een schaap 20, een geit 15, een kalkoen 10 en een kip 5 cent.
De vraag naar de zin van dit alles is vaak gesteld. Vast staat dat in de Bijbel en Talmoed de spijswetten zeer gedetailleerd zijn uitgewerkt en dat ze vanaf de oudste tijden en door de geschiedenis heen een belangrijk criterium van meelevendheid en wetsgetrouwheid vertegenwoordigen. Ze hebben dan ook een beschermende en samenbindende kracht en helpen voorkomen dat andere, niet-Joodse gewoontes en waarden de Joodse identiteit in gevaar brengen.
Overigens is de mate waarin Joden zich aan de spijswetten houden nogal verschillend. De één beperkt zich tot het vermijden van varkensvlees, of niet-reine dieren in het algemeen. Voor de ander kan het niet streng genoeg zijn en moeten stempels en handtekeningen van vertrouwde rabbijnen uit eigen kring de toelaatbaarheid van producten garanderen.
Bronnen:
- Joodse spijswetten
- NGV nieuws – wat is ritueel slachten
- https://www.joodsamsterdam.nl/elia-gaim-vedder/
Boeken:
- Jodendom – Dr. A. van der Heide
- De Joodse Begraafplaats aan de Scheveningseweg in Den Haag, Püttman et al, VOM reeks 1992, nummer 5.