audio
? – Den Haag, 8 februari 1887 (82 jaar oud)
Op de begraafplaats liggen enkele moheliem (rituele besnijders) begraven, onder anderen Hilel (Elias) de Vries -bij wiens graf u staat- en ook bijvoorbeeld Issachar Beer Pos wiens graf te vinden is in vak 8, zerk nr. 141. Bijzonder is dat op hun grafstenen besnijdenisinstrumenten zijn afgebeeld. Men gaat ervan uit dat dit erop duidt dat besnijden voor deze mannen hun beroep was, of tenminste een nevenverdienste: de overlijdensadvertentie van Hilel de Vries vermeldt als beroep dat hij staatsloten verkocht.
In het bijbelboek Genesis geeft God aan Abraham de opdracht dat zijn mannelijk nageslacht en alle mannen in zijn huis besneden moeten worden als teken van het verbond met God. Dit Joodse gebod van de besnijdenis is beschreven in de Tora, de eerste vijf boeken van het Oude Testament. De besnijdenis moet op de achtste dag na de geboorte – de dag van de geboorte meegeteld – worden uitgevoerd. Alleen onder dwingende omstandigheden of op medische grond wordt besnijdenis tot een later tijdstip uitgesteld.
In het Jodendom heet de besnijdenis een briet mila. De woorden betekenen ‘verbond van besnijdenis’. De persoon die een besnijdenis doet bij de jongen die het Joodse verbond aangaat, wordt in het Hebreeuws een mohel (mv. moheliem) genoemd.
In het hedendaagse jodendom wordt de briet mila door een speciaal hiervoor getrainde mohel uitgevoerd. Veel moheliem zijn ook arts of rabbijn van beroep. Niettemin dient iedere mohel een gedegen training te volgen op zowel religieus als medisch gebied.
De besnijder/mohel maakt gebruik van besnijdenisgereedschap en houdt in een besnijdenisregister aantekening van zijn verrichtingen.
Bij het ritueel hoort een preventieve maatregel waarbij bloed uit de wond moet worden gezogen. Dit om infecties tegen te gaan. In de meeste gevallen gebeurt dit met een glazen of plastic buisje/pipetje. De gereedschappen die omcirkeld op het graf van Hilel de Vries staan zijn van boven naar beneden: een klemmetje om de voorhuid af te klemmen, een pijpje voor het afzuigen van bloed, en het besnijdenismesje.
In traditionele kringen wordt pas bij de besnijdenis de naam van het jongetje bekend gemaakt. In het verleden vond de besnijdenis vaak in de synagoge plaats, waarbij de sandak, degene die het kind tijdens de ingreep op een besnijdeniskussen op schoot houdt, op een speciale zetel zat. Deze besnijdenisbank of besnijdenisstoel biedt ook plaats aan de profeet Elia, wiens symbolische aanwezigheid het kind beschermt. De plechtigheid wordt besloten met een lofzegging over de met wijn gevulde besnijdenisbeker, waarbij de hoop wordt uitgesproken dat de jongen voorspoedig op zal groeien. Vermoedelijk naar analogie van de in christelijke kring gebruikelijke doopjurk droeg het jongetje ook wel een besnijdenisjurk.
Bronnen: